/breadcrumb

De ABC dialogen van Voltaire, mijn introductie in filosofie

Lucas Johnston

Filosoferen is zeker een van mijn favoriete bezigheden. Ik heb ondertussen aardig wat nagedacht over de aard van het leven, maatschappij en of het überhaupt zinvol is om na te denken over wat goed en slecht is en indien wel, wat er dan over te zeggen valt. Wat ik niet heb gedaan is om echt filosofie te bestuderen. Zo blijkt is filosofie een vak apart, met zijn eigen vaktermen, helden en gedachtengoed dat is gekomen en weer gegaan. Dit artikel staat voor mij dus in het kader van ‘filosoferen als een pro’.

Om mee te beginnen heb ik een tamelijk willekeurig boek uit de bibliotheek gelezen, de ‘ABC dialogen’ van Voltaire. In dit artikel vertel ik in eigen woorden wat ik uit dit boek heb gehaald.

Wie was Voltaire

Het was een Frans filosoof uit de 18e eeuw. Zijn generatie kwam na Locke, liep gelijk met Montesquieu en kwam voor Goethe. De Franse revolutie had nog niet plaatsgevonden, dus het was nog een standenmaatschappij. Ik neem wel aan dat de Franse revolutie niet van de één op de andere dag heeft plaatsgevonden. De tijd van Voltaire was vast en zeker ook de aanloop van de revolutie. Ik denk dat maatschappij, wet en bestuur een kernonderwerp was in deze tijd en dat is terug te zien in de ABC dialogen.

Over de ABC dialogen

Het is een redelijk handzaam boekje, vertaald door Hannie Vermeer-Pardoen. Oorspronkelijk heette het L’A.B.C. Dix-Sept Dialogues traduits de l’anglais de M. Huet, uit 1768, ofwel: ‘ABC Zeventien dialogen, vertaald uit het Engels door M. Huet’.

Een manier van filosoferen is dus om gesprekken tussen een aantal (fictieve) personen te schrijven. Personage ‘A’ spreekt met volle trots over zijn Engeland waar de wet heerst en de samenleving vreedzaam is. Persoon B is een nuchtere, liberale Hollander. Hij geeft duidelijke tegenargumenten of alternatieve gedachtes wanneer persoon A te veel doorratelt en wacht geduldig zijn kans af om zelf een scherp betoog neer te zetten. Persoon C participeert, maar heeft niet altijd zo een uitgesproken mening als A en B. Hij daagt wel eens uit, is meegaand of analyserend. Het wordt gezegd dat ‘A’ het meest de vertolker is van Voltaire zelf. Nou, in het boek heeft dit personage ook de langste monologen, de scherpste uitspraken en het meeste het laatste woord.

Natuurlijk zijn al deze drie stemmen van Voltaire zelf, dus van hier af aan refereer ik naar ‘hij’ en ‘Voltaire’.

Maatschappij, politiek en ethiek

De onderwerpen van het boek zijn denk ik samen te vatten in twee brede categorieën. Maatschappij, politiek en ethiek en metafysica en levensbeschouwing. Ik groepeer deze onderwerpen omdat ze in dit boek zo veel samenhangen.

De 'zeitgeist' van het gedachtengoed

Het lijkt er op dat zelfs een beroepsfilosoof als Voltaire zich niet zomaar los kan maken van de situatie en het gedachtengoed dat in zijn tijdperk speelt. 

Met betrekking tot bijvoorbeeld slavernij en lijfeigenaarschap lees ik vooral dat het niet zo een ‘big deal’ is. Een lijfeigene zou bepaalde rechten hebben, zou het beter afhebben dan sommige anderen, of een bepaalde schuld aan je hebben om in te lossen. Het zou kortgezegd onder bepaalde omstandigheden geoorloofd zijn een lijfeigene te hebben. Dit is echter heel wat anders dan de algemene opvatting van ons eigen tijdperk, dat ieder mens gelijk is en over zichzelf zou moeten kunnen beschikken, ongeacht of je een lijfeigene zou betalen en toch ‘bepaalde rechten’ gunt.

Uit wat Voltaire zegt in hoofdstuk 10 zou hij een aderlating dus een serieuze medische behandeling zijn in het geval van een beroerte: “Dat is precies hetzelfde als wanneer men zou zeggen dat men geen kinine moet innemen als men koorts heeft, geen dieet moet volgen als men lijst aan plethora en geen aderlating moet krijgen bij een beroerte, omdat er slechte dokters zijn”. Dit terwijl is gebleken dat aderlaten eigenlijk een zinloze, potentieel gevaarlijke behandeling is.

Natuurlijk is deze onwetendheid hem vergeven, hij was filosoof, geen dokter en het ging om het argument. Toch vind ik het interessant om te vermelden. Welke opvattingen koester ik, of sta ik in zijn geheel niet bij stil die over 200 jaar achterhaald zullen zijn? Ik denk dat je hiervoor zelfs de meest gangbare, algemeen geaccepteerde ideëen op zijn kop zal moeten zetten, ook de ideëen die wij beschouwen als ‘goed’. Misschien is onze democratie wel hopeloos, de zoektocht naar genezing zinloos, globalisering en technologie een groot gevaar voor de mensheid, global warming overtrokken. Misschien zijn die Chinezen wel geniaal met hun communistische eenpartijensysteem en is dit veel geavanceerder dan wat wij hier doen. We hebben zo de mond vol van onszelf, maar over 200 jaar zijn wij ook (hopelijk) achterhaald ten opzichte van onze opvolgende generaties. Wat is eigenlijk de maatstaf van vooruitgang? Gewoon technologie? Of technologie en een compleet cultureel gedachtengoed? Wie zegt eigenlijk dat de holbewoners het verkeerd deden?

Voltaire over ‘de natuur’

Uiteindelijk kun je zeggen wat je wilt, maar onze standaarden zijn wel verhoogd sinds de tijd dat hij leefde. In die tijd vond men het dus heel wat dat er verdeling van macht was en dat er meer verstandige, geschoolde mensen regeerden en dat er vrijheid en democratie was. Het is alsof hij er met trots over schrijft zoals wij dezer dagen met trots spreken en schrijven over de digitale revolutie. Voor mij is het vandaag de dag zelfsprekend, maar voor het 18e eeuwse Frankrijk en voor veel mensen vandaag de dag bijna ondenkbaar.

De ‘natuurwet’ of ‘natuur’ is voor Voltaire de aard van de mens, de meest ‘natuurlijke’ staat of het meest ‘natuurlijke’ gedrag. Hij bediscussieert vervolgens wat die natuur dan is en in hoeverre men of de samenleving deze natuur volgt of geweld aandoet.

Is het voeren van oorlog ‘natuurlijk’? Oorlog is niet natuurlijk omdat het tegen het belang van de mens is. Er wordt wel oorlog gevoerd, maar het is meer een ziekte dan normaal gedrag. Oorlog op zich is razernij en er is niet zoiets als een ‘rechtvaardige’ oorlog. Het enige wat oorlog voorkomt of doet ophouden is juist de ‘ware’ natuur van de mens, angst, medelijden en zelfbelang.

Is de mens door en door slecht? Er wordt aangehaald dat de mens niet door en door slecht is omdat er ook volken bestaan, of bestaan hebben waar geen geweld was. Geldig argument? Of drogreden? Het is immers een wet van de kleine getallen. Maar indien de mens door en door slecht zou zijn, dan kan een geweldloze maatschappij ook simpelweg niet bestaan. In die zin vind ik het dus een geldig argument.

Zaken als wetten, regering en belasting zijn heel ‘natuurlijk’ volgens Voltaire. De orde bewaren ligt immers in ons eigen belang. Participeren in een dergelijke samenleving zou zelfs de natuur overstijgen. Iemand die niet participeert, ofwel asociaal is doet in deze zin de natuur geweld aan door domweg zijn instinct te volgen. Dus hier maakt Voltaire dus eigenlijk de statement dat instinct niet gelijk staat aan natuurlijk.

Bijvoorbeeld, in 1845 was er een grondwet in Nederland. Deze werd door de koning (die tot op dat punt nog zeer machtig was) als het goed is grotendeels serieus genomen. Er was waarschijnlijk wel corruptie en machtsmisbruik, maar het was ook zeker geen chaos, anarchie en tirannie. Dat is een heel groot verschil. Zo is het nu ook. Er zijn bepaalde zaken die echt krom zijn. Niemand gaat mij vertellen dat er geen corruptie of machtsmisbruik is in deze samenleving, maar het staat nog steeds mijlenver af van tirannie. De wet is de lat en naarmate de welvaart groter wordt, komt de lat hoger te liggen. Het meer integer worden van de rechtsstaat bevordert vervolgens de welvaart en zo is dit een opgaande spiraal. Zo zien we dus, houdt een welvarende samenleving zichzelf in stand. Als ik Voltaire goed heb begrepen is het natuurlijk gedrag dat een mens voor zichzelf wil zorgen. Ja, dus het hebben van een rechtvaardige samenleving is heel natuurlijk in deze zin.

Misschien zou Voltaire dan zeggen dat ook de machthebbers hun natuurlijke gedrag vertonen wanneer zij toestaan dat het volk veel heeft en gelukkig is, zo hebben de machthebbers dus ook meer. Eigenlijk zegt Voltaire ook precies dit. Het in stand houden van de ‘natuurwetten’ en de natuurlijke rechten is eveneens niet alleen natuurlijk, maar overstijgt de natuur zelfs.

“Is het niet waar dat het instinct en ook het verstand, die twee oudste kinderen van de natuur, ons leren om in alles ons welzijn te zoeken, en anderen het hunne te verschaffen als dat duidelijk bijdraagt tot het onze?”

Onder deze redenering is het heel natuurlijk om 'de koning 3 shilling per pond te geven teneinde meer profijt te hebben van de overige 17 shilling'.

Metafysica en levensbeschouwing

In het andere deel van het boek onderzoekt Voltaire God, het geloof en de ziel.

Over levensbeschouwing

Wat mijn inziens dan wel weer ‘modern’ is, is de minachting ten opzichte van het bijgelovige in religies, een verheffing van godsdienst tot wetenschap, theologie en het misbruik dat hiervan werd gemaakt. Ongeveer een derde van het boek wordt gewijdt aan godsdienst. Iedereen zou vrij moeten zijn om te geloven wat men wilt. Er is een plaats voor oprechte godsdienst, Voltaire benadrukt zelfs dat dit erg belangrijk is. Hij stelt echter wel dat de godsdienst ‘vergiftigd’ is met bijgeloof. Voltaire citeert hier zichzelf om het een en ander samen te vatten:

“Vrienden, pseudowetenschap brengt atheïsten voort: de ware wetenschap maakt dat de mens in aanbidding knielt voor god; zij maakt de mens die door de theologie onrechtvaardig en onverstandig is geworden, rechtvaardig en wijs.”

Zelf was ik in het begin een beetje verward bij het lezen van diepgaande kritiek op religie. Waarom is het überhaupt nodig om in te gaan op zaken als duivels en Adam en Eva? Waarom zou het dan zinvol zijn om uitspraken over ethiek te doen in het kader van deze religieuze bijgelovigheden? Ik denk dan dat het in die tijd wel nodig was, aangezien de hele maatschappij nog theologisch was ingesteld. Als je kritiek wilde geven op het geloof (als je er al het lef voor had) dan moest je ook inhoudelijk op dit soort dingen ingaan. Je bent immers aan het tornen met diepgewortelde algemene opvattingen. Deze lossen niet zomaar op.

Over god en de ziel

In de eerste discussie over het ‘bestaan van de ziel’ trekt Voltaire de vergelijking dat men vroeger dacht dat geur in de roos zat, zoals sommige mensen denken dat de ziel in het lichaam zit. Zo is de ziel een soort denkbeeldig wezentje. Het is maar een denkbeeldig wezentje, een begrip dat een soort zelfstandig bestaan heeft gekregen. Om te geloven in zo een denkbeeldig wezentje is echter maar onzinnig.

Dit betekent niet dat er per sé niet zoiets is als een ziel. Het is alleen dat Voltaire en vele andere filosofen voor hem hebben moeten bekennen dat ze van een eventuele ‘ziel’ geen hoogte hebben kunnen krijgen.

In een discussie over het al-dan-niet eeuwig zijn van de wereld wordt bediscussieerd of er inderdaad een wereld was voor de schepping, wat in theologie destijds het begin der tijden was (creationisme dus denk ik). Andere volkeren zouden hun eigen scheppingsverhalen hebben, ouder dan dat van het Jodendom en ouder dan Adam en Eva. Er is blijkbaar een term voor iemand die dit gelooft, namelijk een ‘preadamiet’.

Het ouder zijn van de wereld dan 2200 jaar kan natuurlijk niet alleen daarmee verklaard zijn. Een verklaring die wordt voorgesteld is dat de wereld een complexe machine is, dus dat er wel een bepaalde intelligentie moest zijn geweest om deze te scheppen. Voltaire leent een uitspraak van Plato door god de ‘eeuwige mathematicus’ te noemen. Dit is dus het idee van ‘intelligent design’ waar de schrijver nu mee aan het spelen is.

Een deterministisch wereldbeeld wordt hierna geopperd waarbij alles, zelfs intelligentie simpelweg voortkomt uit de bewegingen van het heelal. Dit idee werd gelijk verworpen. De wereld is te complex om in zijn hoedanigheid uit toevalligheden te zijn samengekomen. Er moet wel een intelligente scheppende kracht zijn (klassiek argument voor intelligent design). Ik denk dat Voltaire niet zo van het determinisme was.

Maar nog steeds, in welke zin zou het heelal dan eeuwig zijn? Het deel wat nu volgt begrijp ik niet goed. Mocht je dit lezen en hier meer over kunnen vertellen, zou je dan zo vriendelijk kunnen zijn een reactie achter te laten?

Het heelal is eeuwig, in dezelfde zin als dat de stralen van de zon even oud zijn als de zon zelf. Alles, inclusief mest, vlooien, apen en wijzelf bestaan eeuwig en zijn emanaties van god. Voor de schepper hebben deze dingen namelijk blijkbaar een bepaald nut. De aard van de schepper is om te scheppen, hij heeft geschapen, dus de schepper bestaat, dus al zijn emanaties zijn noodzakelijk. In die zin treedt de schepper handelend op en is het heelal een eeuwig uitvloeisel van hemzelf. Indien je dus uitgaat van een schepper, ga je er dus ook van uit dat het heelal eeuwig is.

Is dit een cirkelredenering? De schepper schept, want hij heeft geschapen en dus bestaat hij? Bedoelt Voltaire dat vlooien eeuwig bestaan in een metaforische zin? Dat vlooien voordat ze zo zijn geëvolueerd al bestonden in de gedachtes van de schepper? Maar nee, evolutietheorie was er in Voltaire’s tijd nog niet. Ik denk dat Voltaire eerlijk waar bedoelde dat vlooien, mensen en apen eeuwig bestaan hebben.

Wat hierme denk ik bedoeld wordt is dat de schepping constant is. Zoals de gesprekspartners beamen, God heeft tot zo ver alles gemaakt wat er te maken viel. Hij zit immers niet op z’n luie kont. Er is niets wat God niet heeft gemaakt wat hij wel kon maken en niets wat hij wel heeft gemaakt wat hij niet kon maken (of niet noodzakelijk vond om te maken). Er is geen oorzaak zonder gevolg en geen gevolg zonder oorzaak.

Kortgezegd speelt Voltaire dus met het idee van God als scheppende kracht in de zin dat het een soort engenieur is. Hij bouwt wat hij kan en noodzakelijk acht.

Conclusie

Mijn doel is bereikt. Het was denk ik een kort boek en voor een filosofisch boek niet al te moeilijk. Desondanks heb ik gezien hoe je inhoudelijk kunt filosoferen over maatschappij, levensbeschouwing en ethiek. Het idee is om te redeneren met datgene wat je weet en wat je ziet en om zo de mens, je omgeving en je geloof beter te begrijpen, of om je begrip te testen en te kijken of je tot een betere verklaring kan komen voor het ‘waarom’ en ‘hoe’.

Ik wilde een introductie in filosofie en wat ik heb gekozen was een van de zogenaamd verlichte filosofen. Voltaire leefde in de tijd dat wetenschap en rede de overhand kregen op theologie en in de tijd dat Frankrijk het wel zo welletjes begon te vinden met de theocratische standenmaatschappij. Het geeft dan ook veel voldoening om te zien hoe dit gedachtengoed precies deze situatie weerspiegelt. Deze gedachten zijn denk ik logischerwijs een gevolg van deze situatie. Maar was Voltaire ook vooruitstrevend? Dus was dit gedachtengoed dan ook echt nieuw?

Ook vind ik het mooi dat de mensen in Voltaire’s dialogen zo overtuigd spreken en ook hedendaags lijkt wel. De sprekers dollen elkaar ook wel eens en zijn wel eens sarcastisch of zelfspottend. Ik vraag me dan af, en hopelijk beledig ik hiermee niet de persoon die dit boek heeft vertaald, maar was de toon van dit boek echt zo? Indien dit het geval vind ik het prachtig om te zien. Dan is het alsof men in de 18e eeuw net als ons was.

Referenties

Voltaire. (2009). ABC Zeventien dialogen uit het Engels vertaald door de heer Huet. (H. Vermeer-Pardoen, vert.) Amsterdam: Uiteverij Van Gennep. (Originele Franstalige uitgave gepubliceerd in 1768).

Reacties

Ik mis in de dialogen eerst een gezamenlijke definitie omtrent het onderwerp, wat verstaan we onder de ziel?

Reactie toevoegen

Beperkte HTML

  • Toegelaten HTML-tags: <a href hreflang> <em> <strong> <cite> <blockquote cite> <code> <ul type> <ol start type> <li> <dl> <dt> <dd> <h2 id> <h3 id> <h4 id> <h5 id> <h6 id>
  • Regels en alinea's worden automatisch gesplitst.
  • Web- en e-mailadressen worden automatisch naar links omgezet.